Gedichten
Toch troost?
- Gegevens
- Categorie: Meditaties
- Gemaakt op dinsdag 11 mei 2010 13:01
- Geschreven door Piety Veenema
Weet u het nog? De Bijlmerramp? Dat was op 4 oktober 1992.
El Al Israël Ailines had later een advertentie in Trouw:
Een vliegtuig van ons was instrument van het noodlot
dat zondag zovelen onverhoeds trof.
Wat kunnen wij daarover zeggen?
Elk woord is nu teveel
En duizenden zijn er te weinig
We voelen ons nietig en onmachtig bij zoveel leed
Ons medeleven, hoe goed ook verwoord,
kan de pijn en het verdriet niet verzachten.
Kort daarvoor ging ik naar een lezing “Blij zijn met jezelf zoals je bent”. Dat was op een rayonstartavond van de Vrouwenbond in Zuidhorn. De spreekster zei dat je moet proberen het leven positief te bekijken. Toen ik daar later over nadacht schoot mij een liedje van Robert Long te binnen:
Kind, zei m’n moeder altijd,
Onthou maar goed, wat je ook doet
Je moet het leven positief bekijken
Want, onthou mijn raad:
wordt maar niet kwaad
als het niet gaat zoals je graag zou willen
Want een mens is mooier als ie lacht
ook al is het nog zo’n donk’re nacht
Als je even zoekt…
dan vind je altijd wel een heel klein puntje licht.
Als je even zoekt….Het klinkt allemaal heel mooi, maar er kunnen momenten in het leven zijn, dat het allemaal heel donker en triest lijkt en wie kent deze momenten eigenlijk niet? We kunnen zorgen hebben om ziekte, we kunnen verdriet hebben om het overlijden van mensen die ons zo dierbaar zijn. Verdriet om rampen die ons overkomen. En dan kan het gebeuren dat we misschien niet eens de moed op kunnen brengen om dat “lichtpuntje” in die triestheid te zoeken.
Maar… het kan ook andersom! Je gaat niet zelf op zoek, maar je komt het lichtpuntje tegen. Dat kan een warme handdruk van iemand zijn, een arm om je schouder en dat zouden ook heel best kleurige bloemen kunnen zijn. Dat kan dan tóch troost geven en weer een heel klein beetje moed om verder te gaan. Daar gaat ook het volgende gedicht over (waarvan de bron helaas onbekend is):
Vandaag zie ik mijn levensweg
als een stuk asfalt in de grote stad
’t Is alles grauw, waar ik mijn voeten zet;
soms trap ik op een dood, verbrijzeld blad
De wolken boven mij zijn grijs
en doen mij denken aan een triest gewelf
waarin ik voortdool, zonder zin of doel
beangstigd door mijn losgeslagen zelf
Maar dan, opeens: een klein plantsoen
waarin wat bloemen fel te bloeien staan…
O God, Gij laat uw sjokkend kind niet los
maar kijkt het met een frisse glimlach aan.
Piety Veenema