Gedichten

Gods hand?


’t Zal je maar gebeuren. Je bent nog maar drie jaar en loopt door een hek dat iemand vergeten is te sluiten. Een hek waarachter zich een sloot bevindt, waarvan jij het gevaar nog niet beseft. Je verdrinkt. 

’t Zal je maar gebeuren. Je bent een jonge vrouw van negentien jaar en hebt pas je motorrijbewijs gehaald. Je rijdt vol trots op een geleende motor, misschien wel wat te hard. Je kijkt om je heen en ziet net te laat dat een automobiliste voor je afslaat. Je kunt niet meer remmen en verongelukt. 

’t Zal je maar gebeuren. Je bent een vrouw van 74 jaar, moeder van vijf kinderen en grootmoeder van twaalf kleinkinderen. Je steekt een zebrapad over, maar iemand rijdt door het rode licht en schept je. Je moet het met de dood bekopen.

Zo zou ik nog wel een tijdje door kunnen gaan. ’t Zal je maar gebeuren, dat je bijvoorbeeld omkomt in oorlogsgeweld, in een vliegtuig zit dat neerstort, vermoord wordt, slachtoffer wordt van zinloos geweld… En ’t zal je maar gebeuren dat anderen daar - wellicht met de beste bedoelingen - het etiket van ”Gods wil” opplakken. Dat anderen daarvan zeggen: ”God  zal er wel een bedoeling mee hebben.” Of: ”De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd.” Of: “God nam tot zich. Of: “Wij zwijgen Heer, het is uw wil…”

Is dat niet ontzettend wreed gezegd? En ook niet ontzettend gemakkelijk? Alsof we God in onze broekzak hebben. Wat wéten wij eigenlijk van God? Wat hij wel of niet wil? Wat is zeker?

Een kind van drie dat verdrinkt, een meisje van negentien dat met haar motor verongelukt. Een moeder en oma van 74 die geschept wordt door een auto die door rood licht rijdt. En al die anderen die verschrikkelijke rampen overkomen…  En dáár zou God de hand in hebben…? Ik weiger dat te geloven. Ik weiger in zo’n wrede God te geloven!

En als u mij vraagt: Maar geloof je dan niet dat dit kind van drie, dat meisje van negentien, die moeder en oma van 74 en al die anderen dan niet bij God zijn? Dan kan ik alleen maar zeggen: Dát is een heel ander verhaal.! 

Ik geloof dat we over God slechts in beelden kunnen spreken. En dan denk ik aan het volgende beeld: Je hebt afgesproken met je ouders, die in Brabant wonen, thuis te komen en zegt: ‘Ik verwacht om elf uur bij jullie te zijn.” Want je hebt een lange afstand af te leggen. Maar de volgende morgen ben je vroeg wakker en je vertrekt al wat eerder en de reis verloopt ook sneller dan je dacht en tegen tien uur bel je bij je ouders aan. Je moeder doet open en zegt: “Kind ben je er nu al? Ik had je nog niet verwacht. Maar kom binnen, je bent van harte welkom.”

Ik stel mij zo voor dat God óók tegen  dat kind van drie, dat meisje van negentien, al die andere slachtoffers die wij niet bij name kennen én deze moeder en oma zegt: "Kind, ben je er nu al? Ik had je nog niet ver­wacht. Maar kom binnen, je bent van harte welkom."



Piety Veenema